Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden



Jaargang 1999


 
 
 
 


511
Besluit van 14 oktober 1999, houdende hernieuwde vaststelling van het besluit tot instelling van de Herinneringsmedaille VN-Vredesoperaties (Besluit Herinneringsmedaille VN-Vredesoperaties)


 

 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

 Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 11 oktober 1999, nr. DO 006/99000937, sectie onderscheidingen, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

 Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
 a. de herinneringsmedaille: de medaille, bedoeld in artikel 2, eerste lid;
 b. het herinneringsteken: het teken, bedoeld in artikel 2, tweede lid;
 c. de versierselen: de herinneringsmedaille, eventueel met gesp, cijfer of herinneringsteken, dan wel de gesp, een cijfer of het herinneringsteken afzonderlijk.

Artikel 2

 1. Er wordt ingesteld een Herinneringsmedaille VN-Vredesoperaties, waaraan gespen kunnen worden verbonden.
 2. Er wordt ingesteld een Herinneringsteken bijzondere VN-issies, hetwelk verbonden is aan de Herinneringsmedaille VN-Vredesoperaties.

Artikel 3

 1. De herinneringsmedaille is van bronskleurig metaal vervaardigd en is cirkelvormig met een middellijn van 35 millimeter. De voorzijde van de medaille vertoont een naar links gerichte stalen helm met daarop aangebracht de letters VN. De keerzijde van de medaille vertoont het Rijkswapen.
 2. De herinneringsmedaille is door middel van een ring verbonden aan een moiré lint ter breedte van 27 millimeter. Onze Minister van Defensie stelt, in overeenstemming met Onze Ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de kleuren van het lint vast waarbij voor verschillende operaties andere kleuren kunnen worden vastgesteld.
 3. Onze Minister van Defensie kan, in overeenstemming met de in het tweede lid genoemde ministers, gespen instellen die worden verbonden aan de herinneringsmedaille.
 4. De gesp is vervaardigd van bronskleurig metaal en wordt op het lint bevestigd. Op de gesp is in kapitale letters het gebied van de operatie vermeld, eventueel gevolgd door een jaartal. Indien meer gespen zijn toegekend, worden deze boven elkaar geplaatst; de eerstverkregen gesp direct boven de medaille.
 5. Het herinneringsteken is vervaardigd van bronskleurig metaal en bestaat uit de kapitale letter «M», met een hoogte van 10 millimeter, welk teken wordt gedragen op het lint. Op de beide buitenste poten van de letter «M» is een lauwertak afgebeeld. In voorkomend geval wordt op de kruising van de binnenste poten een cirkelvormig plaatje bevestigd, waarop het Arabische cijfer 2 of hoger is aangebracht.
 6. Het is aan hen die gerechtigd zijn tot het dragen van de herinneringsmedaille, eventueel met gesp of het herinneringsteken, vergund een herinneringsmedaille van verkleind model onder aan het lint te dragen, eventueel met gesp of herinneringsteken, dan wel alleen het lint te dragen. Indien alleen het lint wordt gedragen zal iedere gesp worden aangegeven door een achtpuntige ster van bronskleurig metaal op het lint, dan wel wordt op het lint de letter «M», van verkleind model met een hoogte van 7 millimeter, eventueel voorzien van een cijfer, gedragen.

Artikel 4

 1.a. Bij toekenning wegens deelname aan een operatie waarvoor een gesp is ingesteld, wordt de herinneringsmedaille toegekend met die gesp.
 b. Bij toekenning wegens deelname aan een bijzondere missie, wordt de herinneringsmedaille toegekend met het herinneringsteken.
 2. Aan hen die reeds zijn onderscheiden met de herinneringsmedaille wordt, in het geval zij nadien hebben deelgenomen aan een operatie waarvoor de kleuren van het lint verbonden aan de herinneringsmedaille niet anders zijn bepaald en waarvoor een gesp is ingesteld, alleen de gesp toegekend.
 3.a. Aan hen die reeds zijn onderscheiden met de herinneringsmedaille, wordt bij herhaalde deelname aan een bepaalde operatie, een van bronskleurig metaal vervaardigd Arabisch cijfer 2 of hoger toegekend, welk cijfer wordt gedragen op het lint.
 b. Bij herhaalde deelname aan bijzondere missies waarvoor de herinneringsmedaille met het herinneringsteken is toegekend, wordt dit teken toegekend, voorzien van een Arabisch cijfer 2 of hoger.

Artikel 5

 1. De herinneringsmedaille, eventueel met gesp dan wel de gesp of een cijfer afzonderlijk, wordt toegekend aan hen die van overheidswege gedurende ten minste drie maanden aaneengesloten deel hebben genomen aan een operatie van een vredesmacht van de VN ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde.
 2. De herinneringsmedaille met het herinneringsteken dan wel het herinneringsteken afzonderlijk, zonodig voorzien van een cijfer, wordt toegekend aan hen die van overheidswege gedurende ten minste drie maanden aaneengesloten deel hebben uitgemaakt van een bijzondere VN-missie, mits voor die operatie niet een lint met andere kleuren is vastgesteld. In dat geval wordt uitsluitend de herinneringsmedaille met het lint in de voor die operatie vastgestelde kleuren toegekend.
 3. Voor de berekening van de diensttijd, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt uitsluitend in aanmerking genomen het verblijf binnen het door Onze Minister van Defensie aan te wijzen operatiegebied.
 4. De in het eerste en tweede lid bedoelde personen dienen bij hun deelname en optreden in alle opzichten een goede plichtsbetrachting en een goed gedrag te hebben betoond.
 5. Onverminderd het bepaalde in dit besluit en het Besluit Herinneringsmedailles Multinationale Vredesoperaties komen zij die tijdens hun uitzending aansluitend hebben deelgenomen aan opeenvolgende operaties dan wel bijzondere missies van verschillende vredesmachten in hetzelfde operatiegebied, slechts voor één door Onze Minister van Defensie aan te wijzen herinneringsmedaille onderscheidenlijk herinneringsteken in aanmerking.

Artikel 6

 1. Indien niet wordt voldaan aan de in artikel 5, eerste en tweede lid, gestelde diensttijdeis van ten minste drie aaneengesloten maanden, kunnen de versierselen bij uitzondering worden toegekend, mits wordt voldaan aan de overige in dat artikel gestelde eisen.
 2. De versierselen kunnen door Onze Minister van Defensie worden toegekend aan niet-Nederlanders.
 3. Onze Minister van Defensie stelt beleidsregels vast betreffende de toepassing van het eerste en tweede lid.

Artikel 7

 Bij de uitreiking van de versierselen ontvangt de begiftigde tevens een uniformbaton alsmede een op naam gestelde oorkonde.

Artikel 8

 De versierselen kunnen postuum worden toegekend.

Artikel 9

 1. Onze Minister van Defensie kan de toekenning intrekken op grond van feiten of omstandigheden waarvan hij bij de toekenning redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de toekenning niet zou hebben plaatsgehad.
 2. Na intrekking als bedoeld in het eerste lid is de betrokkene niet langer gerechtigd de aan de toekenning verbonden versierselen te dragen en worden deze samen met de oorkonde onverwijld aan Onze Minister van Defensie teruggegeven.

Artikel 10

 De toekenning van de versierselen geschiedt:
 a. aan militairen van de krijgsmacht door Onze Minister van Defensie;
 b. aan anderen door Onze Minister van Defensie, in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat.

Artikel 11

 De kosten van de versierselen, bedoeld in artikel 7, komen ten laste van het Rijk.

Artikel 12

 Toekenning van het herinneringsteken is eveneens mogelijk indien de deelname, bedoeld in artikel 5, heeft plaatsgevonden vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 13

 Het Koninklijk besluit van 4 september 1992 (Stb. 514) wordt ingetrokken.

Artikel 14

 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 15

 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Herinneringsmedaille VN-Vredesoperaties.

 Onze Minister van Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Kanselier der Nederlandse Orden.

’s-Gravenhage, 14 oktober 1999

Beatrix

De Minister van Defensie,
F.H.G. de Grave

De Minister van Buitenlandse Zaken,
J.J. van Aartsen

De Minister van Justitie,
A.H. Korthals

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Peper

Uitgegeven de negende december 1999

De Minister van Justitie,
A. H. Korthals

 

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

 De hernieuwde vaststelling van het instellingsbesluit Herinneringsmedaille VN-Vredesoperaties, zoals vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 4 september 1992, nr. 92.08136 (Stb. 514), is om een aantal reden noodzakelijk.
 Gebleken is dat bij herhaalde deelname aan waarnemers- en soortgelijke missies geen als passend ervaren onderscheiding kon worden uitgereikt. Daarom voorziet dit besluit nu in een Herinneringsteken bijzondere VN-missies. Voorts behoeft het in de uitvoeringspraktijk ontstane onderscheid tussen aaneengesloten en cumulatieve diensttijd formalisering. Daarnaast is ook de reeds lang bestaande uitvoeringspraktijk geformaliseerd, waarbij uitsluitend de Minister van Defensie zorgdraagt voor het toetsen van de voordracht, het coördineren en registreren van de toekenningen en het verzorgen van de oorkondes en de versierselen.
 Ook is thans geregeld dat in uitzonderingsgevallen aan niet-Nederlanders een onderscheiding kan worden verleend.
 Tot slot legt dit besluit uitdrukkelijk de reeds impliciet bestaande bevoegdheid tot het intrekken van een toekenning vast. Een dergelijke intrekking kan plaatsvinden indien achteraf de toekennende instantie feiten of omstandigheden blijken die, waren zij op het moment van toekenning bekend geweest, een toekenning zouden hebben verhinderd.
 Omdat de voorgaande aanpassingen de nodige wijzigingen in de tekst teweeg hebben gebracht is tevens van de gelegenheid gebruik gemaakt om de tekst in overeenstemming te brengen met de huidige taakstelling van de krijgsmacht en waar nodig te stroomlijnen en te vereenvoudigen.

Herinneringsteken bijzondere missies

 Aanleiding voor het instellen van het Herinneringsteken bijzondere VN-missies, dat verbonden is aan de Herinneringsmedaille VN-Vredesoperaties, is de wens om te voorzien in een passende onderscheiding bij herhaalde deelname aan bepaalde missies en de verschillende soorten daarvoor in aanmerking komende missies onder één noemer te brengen.
 Onder «bijzondere missies» moet in dit verband worden verstaan de diverse soorten waarnemersmissies, zoals politiewaarnemers, diplomatieke of politieke waarnemers, verkiezingswaarnemers, maar ook soortgelijke missies waarbij militairen of burgers worden uitgezonden om instructie te geven, mijnen te ruimen dan wel inspecties of controles uit te voeren (zoals de UNSCOM-missie in Irak).

 In artikel 4 is bepaald dat bij «herhaalde deelname aan een bepaalde operatie» (bijv. 2x UNTSO) cijfers kunnen worden toegekend. Bij deelname aan verschillende opeenvolgende operaties (bijv. 1x UNIFIL, 1x UNTSO, 1x UNAVEM), waarvoor niet een ander lint is vastgesteld, kunnen derhalve geen cijfers worden toegekend. Doordat enerzijds dezelfde medaille niet tweemaal kan worden toegekend en er anderzijds voor diverse waarnemers- of soortgelijke missies niet steeds een ander lint wordt ingesteld (het gaat soms om slechts enkele deelnemers), ontstaat het probleem dat degenen die voor verschillende waarnemers- of soortgelijke missies worden uitgezonden, bij de eerste deelname een medaille ontvangen maar bij de tweede en volgende deelnames niet in aanmerking kunnen komen voor een stoffelijke blijk van waardering.

 Om dit probleem teniet te doen, alsmede om te voorkomen dat voor iedere waarnemers- of soortgelijke missie - hoe klein ook - telkens een nieuw lint moet worden ingesteld, is gekozen voor onderscheiding in de vorm van een toevoeging aan de herinneringsmedaille, specifiek voor deelname aan bedoelde missies. Deze toevoeging bestaat uit de letter «M» welke staat voor «bijzondere missie». Op deze letter kunnen cijfers worden aangebracht voor deelname aan opvolgende missies. Op de oorkonde (het persoonlijk bewijs van toekenning) wordt telkens vermeld vanwege welke specifieke missie het herinneringsteken of het bijbehorende cijfer wordt toegekend.

Aaneengesloten diensttijd

 In artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 4 september 1992, werd ten aanzien van de vereiste diensttijd bepaald dat deze ten minste drie maanden dient te bedragen. Bedoeld was dat dit aaneengesloten diensttijd zou zijn, maar dit was niet uitdrukkelijk bepaald. In de loop der jaren is er wel een uitvoeringsbeleid ontstaan voor die gevallen waarin om dienstredenen niet kon worden voldaan aan drie maanden (aaneengesloten) diensttijd. Artikel 7 bood voor dit beleid de basis nu in dat artikel werd bepaald dat de minister ook bij uitzondering een onderscheiding kan toekennen wanneer niet aan de diensttijdeis kan worden voldaan.
 Thans geldt nog steeds het uitgangspunt van ten minste drie maanden aaneengesloten diensttijd. Door opneming van het woord «aaneengesloten», wordt het gevoerde beleid dienaangaande bekrachtigd. Daarnaast blijft op grond van artikel 6, eerste lid, de mogelijkheid bestaan om met voorbijgaan aan de diensttijdeis in uitzonderingsgevallen de onderscheiding toe te kennen. Daarbij kan gedacht worden aan het niet voldoen aan de gestelde termijn als gevolg van:
 - gewond raken of overlijden;
 - het voortijdig eindigen of afbreken van de gehele missie, voor zover dit niet aan betrokkene(n) te wijten is;
 - uitzonderlijke situaties waarin om operationele redenen geen sprake kan zijn van een aaneengesloten deelname van de vereiste minimumtermijn;
 - overige, naar het oordeel van de minister, uitzonderlijke omstandigheden welke niet aan betrokkene te wijten zijn.
 Iedere uitzonderingssituatie zal op zich worden beoordeeld, waarbij ook de andere vereisten voor toekenning moeten worden betrokken.

Uitvoering door de Minister van Defensie

 De Herinneringsmedaille kan zowel aan militairen als aan niet-militairen worden toegekend. Met name bij waarnemersmissies komt het zeer frequent voor dat niet-militairen (op basis van vrijwilligheid) worden uitgezonden: ambtenaren van Buitenlandse Zaken, Douanebeambten, leden van het Korps Landelijke Politiediensten, maar ook burgers van Defensie en andere Nederlanders die als specialist onmisbaar zijn. Zij worden steeds in dezelfde voordrachten opgenomen waarin ook de militairen van een bepaalde eenheid zijn vermeld. Als groep horen zij ook bij elkaar. De Minister van Defensie heeft tot op heden steeds de uitvoering verzorgd zoals het toetsen van de voordracht, het coördineren met externe instanties, het zorgdragen voor de uitreikingen, het verzorgen van oorkondes en versierselen en de registratie van de toekenningen. De Minister van Defensie tekende deze toekenningsbesluiten steeds in overeenstemming met de minister die het aangaat. Dit besluit legt deze al jaren bestaande praktijk vast.

Toekenning aan niet-Nederlanders

 De Nederlandse Herinneringsmedailles voor VN-Vredesoperaties kunnen worden toegekend aan hen «die van overheidswege» hebben deelgenomen aan een missie. Hoewel in het instellingsbesluit niet expliciet over nationaliteiten wordt gesproken, is steeds zeer terughoudend gereageerd op voordrachten betreffende buitenlandse militairen. Immers een buitenlander kan in beginsel niet door de (bedoeld is: Nederlandse) overheid worden uitgezonden, doch slechts door zijn eigen overheid.
 Daarnaast hebben de geallieerde strijdkrachten zich reeds ten tijde van de Tweede Wereldoorlog duidelijk uitgesproken tegen het dubbel decoreren van elkaars militairen wegens deelname aan militaire campagnes, dit ter voorkoming van medaille-inflatie. De landen zouden slechts die militairen (ongeacht hun nationaliteit) decoreren, die in hun krijgsdienst optraden.
 Dit beleid is ook nadien steeds door Nederland gevoerd. Uitzondering op deze regel waren de onderscheidingen voor bijzondere verdienste (bijv. Koninklijke onderscheidingen) en - meer recent - is er een uitzondering gemaakt wanneer er sprake was van een uitwisselingsprogramma. Daarbij is de buitenlandse militair veelal reeds voor aanvang van de uitzending volledig opgenomen in het betreffende NL-onderdeel en wordt om die reden, deel uitmakend van dat onderdeel en daardoor mede optredend namens Nederland, mee uitgezonden. Vereist is dat betrokkene in alle opzichten integraal deel uit maakt van een Nederlandse eenheid, b.v. als militair is opgenomen in de Organisatietabel (NL OTAS). Een buitenlandse militair die slechts onder bevel is gesteld van een Nederlandse eenheid voldoet niet aan het gestelde criterium.
 Verder wordt gewezen op het feit dat het decoratiebeleid van sommige landen het niet toestaat dat hun overheidsdienaren onderscheidingen van vreemde landen aannemen. In dit verband kan voorts worden opgemerkt dat Nederlandse militairen die een buitenlandse onderscheiding hebben ontvangen, de Minister van Defensie toestemming dienen te verzoeken deze op het militaire uniform te mogen dragen. Voorwaarde is derhalve dat de betrokkene van zijn eigen regering toestemming krijgt de onderscheiding in ontvangst te nemen.

 Nu Nederland steeds vaker samenwerkt met andere landen, zowel in de zin van individuele militairen onderscheidenlijk burger-specialisten als van gehele eenheden, bestaat er behoefte aan het uitdrukkelijk vastleggen van de mogelijkheid tot het toekennen van een Nederlandse onderscheiding aan niet-Nederlanders. Artikel 6, tweede lid, voorziet hierin. Door de Minister van Defensie zullen beleidsregels ten aanzien van het ter zake te voeren beleid worden vastgesteld waarbij in ieder geval rekening wordt gehouden met hetgeen hiervoor is opgemerkt.

Intrekking toegekende onderscheiding

 De Herinneringsmedaille wordt toegekend vanwege de deelname aan een vredesoperatie of bijzondere missie. Om die reden worden alleen gedrag en plichtsbetrachting tijdens de deelname aan die betreffende operatie in beschouwing genomen. Het niet voldoen aan de eisen van goed gedrag en goede plichtsbetrachting leidt tot een voordracht met een negatief advies waarna toekenning achterwege blijft. Teneinde ook later te kunnen vaststellen waarom niet tot toekenning is overgegaan kan bij het niet voldoen aan de bedoelde eisen niet worden volstaan met het achterwege laten van een voordracht.
 Aangezien de uitreiking van de medailles zo snel mogelijk na beëindiging van de deelname plaatsvindt, wordt de voordracht ongeveer 6 weken voor afloop daarvan ingediend bij de minister, waarna de administratieve verwerking en toetsing kunnen plaatsvinden. De beschikking wordt kort voor beëindiging van de deelname aan de operatie getekend, waarna de bescheiden en versierselen aan de commandant van betrokkene worden verzonden. In de aanbiedingsbrief wordt de commandant nogmaals geattendeerd op de bepalingen omtrent gedrag en plichtsbetrachting.
 Het kan voorkomen dat betrokkene in de laatste fase van deelname aan een operatie een zodanig gedrag en plichtsbetrachting toont dat het eerder gegeven (positieve) advies moet worden herzien. In een dergelijk geval worden de versierselen niet uitgereikt en worden deze samen met oorkonde en vergezeld van een herzien en gemotiveerd negatief advies retour gezonden aan de minister. Het negatieve advies zal in de regel - indien voldoende zwaarwegend en goed onderbouwd - leiden tot het ongedaan maken van de toekenning. Omdat het besluit niet bekend is gemaakt en derhalve nog niet in werking is getreden, is dit een eenvoudige administratieve handeling, welke overigens slechts enkele malen per jaar voorkomt.

 Anders wordt het wanneer er wel reeds uitvoering is gegeven aan het toekenningsbesluit en de versierselen en oorkonde zijn uitgereikt en eerst nadien wordt vastgesteld dat het gedrag en de plichtsbetrachting gedurende de deelname aan de operatie dan wel missie van zodanige aard waren, dat het advies bij de voordracht negatief had moeten luiden en dat toekenning derhalve niet had mogen plaatsvinden. Teneinde de waarde van de medaille hoog te houden ten opzichte van diegenen (verreweg de meerderheid der gevallen) die wel aan alle eisen van goed gedrag en plichtsbetrachting hebben voldaan, moet de ten onrechte gedane toekenning kunnen worden ingetrokken. Dit besluit voorziet thans uitdrukkelijk in die bevoegdheid. Naar haar aard verzet deze bevoegdheid zich tegen mandaatverlening.
 De intrekking achteraf kan uiteraard alleen haar oorzaak vinden in zwaarwegende feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de periode van deelname aan de betreffende operatie of missie en die tijdens de besluitvormingsfase niet bij de minister bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn.

Artikelsgewijs

Artikel 2

 Onder VN-vredesoperaties als genoemd in artikel 2, eerste lid, wordt verstaan al die operaties die onder VN-vlag worden gevoerd. Daarnaast zijn er operaties waarbij meerdere landen betrokken en die worden aangemerkt als multinationale vredesoperaties. Te denken valt aan het opereren in NAVO-, WEU-, EC- of OVSE-verband. Voor deelname aan dergelijke operaties is een aparte medaille ingesteld, de Herinneringsmedaille Multinationale Vredesoperaties.

 Het herinneringsteken in de vorm van de letter «M» is geen gesp (voor acties of krijgsverrichtingen) maar een toevoeging van andere aard en wordt daarom apart ingesteld. De instelling van het teken brengt ook andere wijzigingen in het besluit mee.

Artikel 3

 Het zesde lid van dit artikel bepaalt dat de herinneringsmedaille wordt toegekend met of zonder gesp dan wel met of zonder het herinneringsteken. Dit betekent dat niet zowel een gesp als de letter «M» gelijktijdig op het lint bevestigd kunnen zijn. In voorkomend geval worden derhalve twee medailles gedragen, waarvan één voorzien van een of meer gespen en één voorzien van het herinneringsteken.

Artikel 5

 Het tweede lid regelt dat deelnemers aan een operatie waarvoor een ander lint is vastgesteld de medaille met dat andere lint ontvangen. Zo krijgen UNPROFOR-waarnemers en UNMAC/BHMAC mijnenruiminstructeurs het lint voor VN_Vredesoperaties in voormalig Joegoslavië, waardoor in één oogopslag duidelijk is dat ook zij voormalig Joegoslavië dienden. Hierdoor worden zij beter geïdentificeerd met de operaties in een bepaald land dan met de algemene medaille met de letter «M».

 De minimale diensttijdeis, welke is vastgelegd in het eerste lid, bedraagt drie maanden. Achterliggende gedachte bij de toekenning van een herinneringssmedaille is onder meer het geven van een blijk van waardering en erkenning voor het bijdragen door betrokkene aan het welslagen van de operatie. Een bijdrage die veelal onder moeilijke en gevaarlijke omstandigheden geleverd moet worden. Gelet hierop en om de berekening van de diensttijd voor alle betrokkenen op gelijke wijze te laten plaatsvinden voorziet het derde lid erin dat uitsluitend de tijd welke daadwerkelijk in het operatiegebied wordt doorgebracht, in beschouwing wordt genomen. Zoals in het algemeen deel van de toelichting is uiteengezet, kan in bijzondere gevallen van de diensttijdeis worden afgeweken (zie artikel 6).

 In de regel worden deelnemers aan een operatie voor een bepaalde periode uitgezonden. Het komt voor dat gedurende die periode de operatie waaraan men deel neemt wordt beëindigd en in een ander verband wordt voortgezet (de zogenaamde «vlagwisseling») en dat de deelnemers overgaan naar die nieuwe operatie. Te denken valt aan een VN-operatie die een vervolg krijgt in NAVO-verband (zie UNPF en IFOR) of andersom. Denkbaar is bovendien dat betrokkenen voor beide operaties voldoen aan de diensttijdeis waarmee zij in beginsel voor twee medailles in aanmerking zouden kunnen komen; in het gegeven voorbeeld één voor deelname aan de multinationale operatie en één voor het aandeel in de VN-operatie. Ook is het mogelijk dat wegens het beëindigen van de eerste operatie collectief dispensatie van de diensttijdeis voor die operatie wordt verleend en dat vervolgens bepaalde deelnemers nog binnen hun uitzendtermijn kunnen voldoen aan het diensttijdcriterium voor de nieuwe operatie. Dit zou betekenen dat voor een soortgelijke operatie in hetzelfde gebied verschillende medailles zouden moeten worden toegekend enkel vanwege het feit dat er een vlagwisseling heeft plaatsgevonden. Dit is onwenselijk. Teneinde dit te voorkomen is er in artikel 5, vijfde lid, een bepaling opgenomen dat in een dergelijk geval slechts één herinneringsmedaille of herinneringsteken wordt toegekend. De Minister van Defensie wijst dat teken aan. Indien een deelnemer die tijdens zijn uitzending een vlagwisseling heeft meegemaakt bij een latere rotatie wederom gaat deelnemen aan de onder andere vlag voortgezette operatie dan kan hij wel in aanmerking komen voor een tweede medaille of een cijfer. Hetzelfde geldt voor degene die voorafgaand aan de vlagwisseling heeft deelgenomen aan een operatie en naderhand opnieuw wordt uitgezonden om deel te nemen aan de nieuwe operatie.

Artikel 6

 In uitzonderingsgevallen kan van de diensttijdeis worden afgeweken. Verwezen wordt naar de algemene toelichting.
 Voor het geval het een toekenning aan buitenlanders betreft wordt de Minister van Buitenlandse Zaken bij de toekenning betrokken, voor zover de vereiste officiële instemming benodigd is van het land waaruit betrokkene afkomstig is.

Artikel 9

 Bij een intrekking van de toekenning hoort ook het inleveren van de versierselen en de bijbehorende oorkonde. Zo wordt voorkomen dat de toegekende versierselen waarop de intrekking ziet, ten onrechte worden gedragen.

Artikel 10

 De informatiestromen met betrekking tot uitzendingen lopen allemaal via het Ministerie van Defensie. Ook daar waar het burgerambtenaren van andere ministeries betreft. In die gevallen vindt de toekenning plaats in overeenstemming met de betrokken minister. Defensie treedt interservice op voor alle, vanwege de Nederlandse overheid, uitgezondenen.

Artikel 12

 Ook deelname aan bijzondere missies voor het totstandkomen van dit besluit behoeft waardering. Om die reden is erin voorzien, door opneming van artikel 12, dat deelname in het verleden ook tot toekenning kan leiden, mits uiteraard aan alle daarvoor geldende voorwaarden is voldaan.

De Minister van Defensie,
F. H. G. de Grave