Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden
|
351 |
De Minister van Justitie, Gelet op artikel VI van de rijkswet van 15 april 1994, Stb. 350; Besluit: de tekst van de wet van 4 april 1892, Stb. 55, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de rijkswet van 15 april 1994, Stb. 350, in het Staatsblad te plaatsen als bijlage bij deze beschikking 's-Gravenhage, 25 mei 1994 De Minister van Justitie, Uitgegeven de eenendertigste mei 1994 De Minister van Justitie,
TEKST VAN DE WET VAN 4 APRIL 1892, STB. 55, HOUDENDE INSTELLING VAN DE ORDE VAN ORANJE-NASSAU, ZOALS DEZE LAATSTELIJK IS GEWIJZIGD BIJ DE RIJKSWET VAN 15 APRIL 1994, STB. 350 Artikel 1 Er wordt een Orde ingesteld, strekkende tot vererende onderscheiding van Onze onderdanen of vreemdelingen, die zich jegens Ons en de staat of jegens de maatschappij op bijzondere wijze hebben verdienstelijk gemaakt. Artikel 2 Deze Orde draagt de naam van «de Orde van Oranje-Nassau». Artikel 3 Het Grootmeesterschap van deze Orde is onafscheidelijk aan de Kroon der Nederlanden verbonden. Artikel 4 Deze Orde bestaat uit zes graden. Artikel 5 Alle benoemingen in deze Orde geschieden bij koninklijk besluit. Artikel 6 De Ridders van de eerste graad van deze Orde dragen de naam van Grootkruis. Artikel 7 1. Het versiersel dezer Orde bestaat in een kruis met acht geparelde punten en een doorlopende laurierkrans tussen de armen en gedekt met een koninklijke kroon, alles van goud voor de eerste vier graden en van zilver voor de vijfde en zesde graad; de armen van het kruis zijn wit geëmailleerd met blauw geëmailleerd hart; in het midden van het kruis bevindt zich een blauw geëmailleerd rond schild, omgeven door een wit geëmailleerde rand, beide met goud omlijst, aan de ene zijde op het ronde schild de Leeuw, zoals hij in het wapen van het Rijk voorkomt, en op de rand in gouden letters de woorden «Je maintiendrai», en aan de tegenzijde op het ronde schild een met een gouden kroon gedekte gouden W en op de rand in gouden letters de woorden «God zij met Ons». Artikelen 8 en 9 [vervallen] Artikel 10 Tot goedmaking der onkosten der Orde wordt jaarlijks een som op de staatsbegroting gebracht. Artikel 11 1. Degene aan wie een onderscheiding in deze Orde is verleend, is, indien hij ingevolge rechterlijke veroordeling rechtens zijn vrijheid is beroofd, onbevoegd de tekenen van deze onderscheiding te dragen. Artikel 12 De Kanselier van de Orde van de Nederlandse Leeuw is tevens Kanselier dezer Orde. Artikel 13 1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een reglement op deze Orde vastgesteld, waarin nadere regels worden gesteld met betrekking tot het verlenen van een onderscheiding in deze Orde en de bij de onderscheidingen behorende tekenen. |