Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden



Jaargang 1910


 
 
 
 


(No. 298)
BESLUIT
van den 5den Oktober 1910, tot instelling van een eereteeken voor belangrijke diensten in of jegens de Vereeniging "het Nederlandsche Roode Kruis" bewezen.


 

 Wij WILHELMINA bij de gratie Gods Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz.,enz.

 Op voordracht van Onze Ministers van Oorlog en van Marine van 5 Augustus 1910, Kabinet, Litt. G72, en van 6 Augustus 1910, bureau B no. 445 A geheim;

 Den Raad van State gehoord advies van den 6den September 1910 no. 16;

 Gezien het nader rapport van Onze voornoemde ministers van 20 September 1910, Kabinet, Litt. U81, en van 1 October 1910, bureau B no. 564 A geheim;

 Gelet op het groote nut van de Vereeniging "het Nederlandsche Roode Kruis” voor de lijdende menschheid zoowel in vredes- als in oorlogstijd;

 Willende de gelegenheid openen om aan hen die in of jegens de Vereeniging belangrijke diensten bewijzen eene toepasselijke onderscheiding toe te kennen;

 Hebben verstaan en goedgevonden:

Artikel I.

 Er wordt ingesteld een eereteken voor belangrijke diensten in of jegens de Vereeniging "het Nederlandsche Roode kruis" bewezen.

Artikel II.

 Het in artikel I genoemde eereteken zal den naam dragen van "Medaille van het Nederlandsche Roode Kruis".
 Deze medaille zal zijn van glimmend zilver, cirkelrond, met een middellijn van 33m.M., omgeven door een verheven rand, aan de binnenzijde bezet met fijne parelpunten. Aan de voorzijde zal op een matten grond, een kruis vertoonen in rood email, met verheven glimmend zilveren rand, waarvan de armen, den zilveren rand meeegerekend, eene lengte zullen hebben van 23 m.M.
 De keerzijde zal, op glimmende grond, het randschrift vertoonen: "Voor trouw en toewijding", en daarbinnen, op het midden der medaille het jaartal "1867", zijnde het jaar der instelling van het Nederlandsche Roode Kruis door wijlen Zijne Majesteit Koning Willem III.
 De medaille zal worden gedragen aan eene zilveren Koningskroon met een effen rood lint ter breedte van 38 m.M.
 Het is niet geoorloofd het lint zonder de medaille te dragen.

Artikel III.

 Het eereteken wordt verleend door Ons op voordracht van Onze Ministers van Oorlog en van Marine.

Artikel IV.

 Het eereteken kan niet verbeurd verklaard en teruggevorderd worden dan tengevolge eener onherroepelijke veroordeeling tot eene gevangenisstraf van drie jaren of tot zwaarder straf.

Artikel V.

 De kosten van het eereteken worden gekweten ten laste van het Hoofdstuk der Staatsbegrooting, hetwelk het Departement van Oorlog betreft.

Artikel VI.

 Het beheer van alles, wat het eereteken betreft, wordt opgedragen aan den Kanselier van de Orde van den Nederlandschen Leeuw, tevens Kanselier van den Orde van Oranje-Nassau.

Artikel VII.

 Na overlijden van de dragers van de Roode Kruis-Medaille moet deze door de nagelaten betrekkingen of executeurs-testamentair aan den in Artikel VI genoemde Kanselier worden teruggezonden.

 Onze Ministers van Oorlog en van Marine zijn belast met de uitvoering van dit Besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State, aan de Kanselarijen der Nederlandsche Orden en aan de Algemeene Rekenkamer.

Het Loo, den 5den October 1910,

WILHELMINA.

De Minister van Oorlog,
W. Cool.

De Minister van Marine
J. Westholt.

Uitgegeven den negentienden October 1910.

De Minister van Justitie,
E. R. H. Regout.