Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden



Jaargang 1902


 
 
 
 


(No. 35)
BESLUIT
van den 25sten Januari 1910, tot hernieuwde vaststelling van het onderscheidingsteeken voor scherpschutter bij de Infanterie en Landweer-Infanterie.


 

 Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

  Op de voordracht van Onzen Minister van Oorlog van 20 Januari 1910, Kabinet, La O5;

  Gezien het Koninklijk besluit van 2 October 1900, no. 50, sedert herhaaldelijk gewijzigd en aangevuld;

  Overwegende, dat het wenschelijk is, het onderscheidingsteeken voor scherpschutter bij de Infanterie en Landweer-Infanterie opnieuw vast te stellen;

                    Hebben goedgevonden en verstaan:
1°.   te bepalen:
  dat in de bijlage B, behoorende bij het Koninklijk besluit van 2 October 1900, no. 50, houdende beschrijving van de uniformen van de Landmacht, het hoofd van punt 5°, onder VII in afdeeling II zal worden gelezen:
  "5) Scherpschutters - bij het Wapen der Infanterie voor zooveel betreft die der 2de klasse - en stukscommandanten."
2°  

het navolgende vast te stellen:

Artikel 1.

  De militairen beneden den rang van officier, behoorende tot het Wapen der Infanterie, die voldoen aan de voorwaarden door Onzen Minister van Oorlog vast te stellen, kunnen worden tot scherpschutter der 2de en der 1ste klasse.

Artikel 2.

  Het onderscheidingsteeken voor scherpschutter der 1ste klasse zal bestaan in een imitatie-zilveren rechthoekige medaille met afgesneden hoeken, waarop twee gekruiste geweren, onder een, door eene Koninklijke Kroon gedekte, W ; een en ander tegen een' achtergrond, gevormd door een schoolschijf in een lauwerkrans van eikenloof, terwijl een blikseminslag het midden der schijf treft. De verbinding van de medaille met den ring stelt een patroonhouder voor.
  Het onderscheidingsteeken zal gedragen worden op de linkerborst aan een Nassausch blauw lint, ter breedte van 3.8 centimeter.
  Het lint mag nimmer zonder de medaille gedragen worden.

Artikel 3.

  Bij toekenning van het onderscheidingsteken voor scherpschutter der 1ste klasse vervalt het reeds verkregen recht tot het dragen van de in goud, c.q. van wol geborduurde ster van scherpschutter der 2de klasse.

Artikel 4.

  Bij de toekenning van het in artikel 2 bedoelde onderscheingsteeken wordt aan de begiftigden tevens ene brevet verleend.
  Deze brevetten blijven in bewaring bij den commandant, onder wiens onmiddellijke bevelen de begiftigden dienen, totdat deze den dienst verlaten.

Artikel 5.

  De verstrekking van het in artikel 2 bedoelde onderscheidingsteeken heeft kosteloos voor de belanghebbenden plaats.

Artikel 6.

  De uitreiking van het onderscheidingsteeken geschiedt naar regelen, door Onzen Minister van Oorlog te stellen.
  Het onderscheidingsteeken kan tijdens het groot verlof en na het ontslag uit den dienst door de begiftigden worden gehouden en gedragen.
  Bij het overlijden van dezen blijft het onderscheidingsteeken het eigendom van de erven.

Artikel 7.

  Het is den begiftigden vergund, het onderscheidingsteeken in verkleinden vorm te dragen in alle gevallen, waarin het dragen van de model-onderscheidingsteekenen niet verplichtend is.

Artikel 8.

  Het recht tot dragen van het onderscheidingsteeken wordt verloren:
  a.   zoodra blijkt, naar regelen, door Onzen Minister van Oorlog vast te stellen, dat niet meer voldaan wordt aan de eischen, bedoeld in artikel 1;
  b.   door onherroepelijke veroordeeling tot gevangenisstraf of militaire detentie, indien verwijdering uit den dienst daarvan het gevolg is;
  c.   bij verwijdering uit den dienst met een briefje van ontslag.

  In bovenstaande gevallen wordt het brevet door den commandant, bedoeld in artikel 4, vernietigd en het onderscheidingsteeken ingenomen.

  Onze Minister van Oorlog is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk zal worden geplaatst in het Staatsblad en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Kanselarijen der Nederlandsche Orden en aan de Algemeene Rekenkamer.

  's Gravenhage, den 25sten Januari 1910.

WILHELMINA.            

De Minister van Oorlog,
W. Cool.

 

Uitgegeven den drie en twintigsten Februari 1910.

De Minister van Binnenlandsche Zaken,
tijdelijk belast met het beheer van
het Departement van Justitie,

Heemskerk.