Staatsblad
van het Koninkrijk der Nederlanden
Jaargang 1869
|
(No. 24) |
Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz. Gelet op het Koninklijk besluit van den 31 Mei 1833, no. 123, bepalende dat voortaan, wanneer belangrijke gebeurtenissen of eervolle wapenfeiten plaats vinden, aan hen, die daaraan deel namen en zich onberispelijk hebben gedragen, een algemeen onderscheidingsteeken zal kunnen worden geschonken; Hebben goedgevonden en verstaan: Ter vervanging van het Koninklijk besluit van den 31sten Mei 1833, no. 123, en tevens ter toepassing van het daarin nedergelegd algemeen beginsel, te weten: Art. 1. Voor hen, die deelgenomen hebben aan belangrijke krijgsbedrijven door Ons aan te wijzen, wordt een Eereteeken ingesteld. Art. 2. Dit Eereteeken bestaat uit een kruis van Berlynsch zilver met vier armen, op welks voorzijde Onze beeltenis voorkomt, omgeven van een jarretière waarop de woorden: "voor Krijgsverrigtingen" te midden van een kran van eiken loof, dragende elk der vier armen van het kruis eene W. Art. 3. Het Eereteeken wordt uitgereikt aan allen in den aanhef van dit besluit bedoeld, zonder onderscheid van rang of graad. Art. 4. De toekenning geschiedt bij brevet of verklaring volgens hieraan gehechte modellen. Art. 5. Op het verbeuren van het Eereteeken is van de toepassing de bepaling, welke bij het Koninklijk besluit van den 19 December 1832, no. 72, ten aanzien van het Metalen Kruis is vastgesteld. Art. 6. Als krijgsbedrijven, bij art. 1 bedoeld, worden voor 's hands aangewezen de expeditiën: in 1846, 1848 en 1849 naar Bali; Art. 7. De kosten uit Ons tegenwoordig besluit voortvloeijende, komen ten laste van: Onze Ministers van Marine, Oorlog en Koloniën, zijn ieder voor zooveel hem aangaat belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk zal worden geplaatst in het Staatsblad en in de Nederlandsche Staatscourant, en waarvan tot kennisneming afschrift zal worden gezonden aan Onzen Kanselier der beide Orden, aan Onze Minister van Binnen- en Buitenlandsche Zaken, van Justitie en van Finantiën, aan den Raad van State, aan den Chef van Ons Militair Huis, aan het Hoog Militair Geregtshof en aan de Algemeene Rekenkamer. ‘s Gravenhage, den 19den Februarij 1869. WILLEM. De Minister van Marine, De Minister van Oorlog, De Minister van Koloniën, Uitgegeven den negentienden Februarij 1869. Ook gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant, nummer 44, zaterdag 20 februari 1869, p. 1. |