NO. 2500



MEDAILLES.   Bepalingen omtrent de aan in-
landers van aanzien of verdienstelijke oos-
tersche vreemdelingen te te kennen draag-
penningen.                                              
   Bij het besluit van 4 Oktober 1871 no. 36 is bepaald:
   a. dat de aan inlanders van aanzien of verdienstelijke oostersche vreemdelingen toe te kennen draagpenningen zullen zijn van goud, zilver of brons, al naar gelang in het besluit, waarbij zij worden toegekend, bepaald wordt;
   b. dat zij zullen zijn rond, van middellijn van vijftig strepen, aan de eene zijde prijkende met het Koninklijk wapen, omgeven door een stralenkrans, een de keerzijde met het opschrift:
   Het Nederlandsch-Indisch Gouvernement aan . . . . . . . . . . . . omgeven door een lauwerkrans;
   c. dat zij, ook door hen, die nu reeds met soortgelijke draagpenningen begiftigd zijn, op de linkerborst gedragen mogen worden, bevestigd aan het lint, bepaald voor de medaille van de broederschap der orde van den Nederlandschen leeuw;
   d. dat zij ook gedragen mogen worden in verkleind model aan hetzelfde lint, wordende daarentegen het dragen van het lint en den penning afzonderlijk uitdrukkelijk verboden.