LEGERORDERS 1951


No. 22 L-LM

Ministeriële Beschikking
van 29 Januari 1951, Directoraat Personeel, Afd. A 1, Nr 182426

Toekenning van onderscheidingstekenen voor trouwe dienst aan beroepsmilitairen, afkomstig van het voorm. K.N.I.L.

  Als gevolg van oorlog en vijandelijke bezetting van het toenmalige Nederlandsch-Indië heeft toekenning van onderscheidingstekenen voor trouwe dienst aan tot het K.N.I.L. behorende beroepsmilitairen beneden de rang van tweede-luitenant niet meer plaats gehad van en met het 4e kwartaal van het jaar 1941.
  Vermits het recht op bedoelde onderscheidingstekenen echter onverkort is blijven bestaan, zal toekenning daarvan alsnog plaats hebben.
  In verband hiermede wordt ter zake de volgende regeling vastgesteld.

  1.  De commandanten der onderdelen zullen (doen) nagaan, welke beroepsmilitairen beneden de rang van tweede-luitenant van het voorm. K.N.I.L., die met een vrijwillige verbintenis naar de K.L. zijn overgegaan, recht hebben verkregen op een onderscheidingsteken voor trouwe dienst in het tijdvak, liggende tussen 30 September 1941 en de datum van ingang der verbintenis bij de K.L.

  2.  Bij het instellen van het in punt 1 bedoelde onderzoek moet er rekening mede worden gehouden, dat onderscheidingstekenen voor trouwe dienst bij het voorm. K.N.I.L. werden toegekend als volgt:
  na 6 jaar voor pensioen tellende jaren de bronzen medaille,
  na 12 voor pensioen tellende jaren de zilveren medaille,
  na 18 voor pensioen tellende jaren de zilveren gesp,
  na 25 voor pensioen tellende jaren de verguld zilveren medaille,
met dien verstande, dat buiten berekening blijft de tijd, in verzekerde bewaring doorgebracht wegens gevangenisstraf of hechtenis, alsmede de duur van militaire detentie, gijzeling, of plaatsing in een tuchtklasse.

  Diensttijd in Nederland, bij de Koninklijke landmacht, bij de Koninklijke Marine, buitenlands verlof en detachering buiten Indonesië zal slechts voor de helft worden medegeteld.

  3.  Aan de hand van het berekende, voor pensioen tellende, aantal jaren, wordt door de regiments- of korpscommandanten (c.q. de autoriteiten, die als zodanig zijn te beschouwen) voordrachten in drievoud opgemaakt volgens het model, behorende bij de M.B. van 10 Maart 1941, IIIde Afd., no. 174 (7 B.U. blz. 49).

  Aan het hoofd van deze voordrachten behoort in rode inkt te worden vermeld:

  "Betreft gewezen K.N.I.L.-militairen"

  Ter besparing van arbeid kunnen in één voordracht verschillende personen, die voor dezelfde onderscheiding in aanmerking komen, worden vermeld.

  4.  Vorenbedoelde voordrachten worden, onder bijvoeging van gewaarmerkte afschriften van de contrôle- (registratie)lijst en de straflijst (c.q. een verklaring, dat geen straffen zijn opgelegd) zonder begeleidende brief aan de Minister van Oorlog toegezonden.

  5.  De desbetreffende voordrachten moeten zo spoedig mogelijk worden ingediend; zij zullen worden behandeld, zoals deze in deze legerorder is aangegeven.

  6.  De bij het Ministerie van Oorlog ontvangen voordrachten worden ter afdoening aan de Minister voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen doorgezonden.
  Na verificatie met de bij dit Ministerie berustende gegevens, wordt de datum van toekenning der onderscheidingstekenen aldaar bepaald.
  In het geval, dat een militair gedurende het in punt 1 bedoelde tijdvak recht heeft verkregen op meer dan een onderscheidingsteken, wordt slechts het onderscheidingsteken waarop het laatst recht is ontstaan, toegekend.

  7.  Door de zorg van de Minister voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen wordt één exemplaar van de voordracht, met de onderscheidingstekenen en de daarbij behorende brevetten, rechtstreeks toegezonden aan de in punt 3 genoemde autoriteiten der K.L., die na ontvangst daarvan het ter zake vereiste verrichten.
  Het tweede exemplaar van de voordracht wordt teruggezonden aan de Minister van Oorlog; het derde exemplaar blijft berusten bij het Ministerie voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen.

  8.  Betreffende het berekenen van diensttijd tot toekenning van onderscheidingstekenen voor trouwe dienst aan gewezen K.N.I.L.-militairen, waarop recht is ontstaan van en met de datum van ingang der verbintenis bij de K.L., zullen nadere aanwijzingen volgen.
  Voorshands moet derhalve de indiening van desbetreffende - in dit punt bedoelde - voordrachten achterwege blijven.