LEGERORDERS 1913


Het dragen van ridderorden en eereteekenen.

VIde Afdeeling.
     No. 38.
         -

's-Gravenhage, 8 Juli 1913.

De Minister van Oorlog,

   Gezien het Koninklijk Besluit van 30 Mei 1913, (Staatsblad no. 196);

  BESLUIT van den 30sten Mei 1913, tot wijziging van de bepaling betreffende het dragen van ridderorden en eereteekenen, vastgesteld bij onderscheidene Koninklijke Besluiten.

   WIJ WILHELMINA, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ.

   Gezien:

   A. de Koninklijke Besluiten van:
   19 Februari 1869 (Staatsblad no. 24), gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 22 Augustus 1877 (Staatsblad no. 172); 12 Mei 1874 (Staatsblad no. 70), gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 28 Augustus 1874 no. 3 van 24 April 1975 (Staatsblad no. 71) en van 8 September 1877 (Staatsblad no. 180); 6 October 1874, no. 10, 7 Juni 1876, no. 6, 8 September 1877 (Staatsblad no. 179), 15 October 1878, no. 62, 29 Mei 1881, no. 19, 6 Juli 1886, no. 33, 25 Mei 1891, no. 42, 26 Mei 1894, no. 42, 13 April 1895 (Staatsblad no. 42), 21 Juni 1897, no. 31, 22 Januari 1901, no. 12, 3 April 1905, no. 20, 10 Augustus 1905, no. 22, 14 Januari 1907, no. 35, 23 maart 1908, no. 37, 5 Februari 1910, no. 41 en van 19 Mei 1911, no. 33,

   betreffende ,,eereteeken voor krijgsverrichtingen'';

   B. 1o. de Koninklijke Besluiten van:
19 November 1844, no. 46, 28 December 1844, no. 64, 5 December 1851 (Staatsblad no. 149), 9 Januari 1852, no. 17, 30 December 1866 (Staatsblad no. 244), 7 September 1896, no. 23 en van 10 Maart 1905, no. 40,

   betreffende het ,,Onderscheidingsteeken voor langdurigen dienst als Officier";

   2o. de Koninklijke Besluiten van:
   5 Januari 1845, no. 61, en 13 April 1859, no. 67, voor wat de Koninklijke Marine,
   het Koninklijk Besluit van:
   19 Februari 1825, no. 97, zooals dit Koninklijk Besluit herhaaldelijk is gewijzigd, laatstelijk bij Koninklijk Besluit van 10 Maart 1908, no. 26, voor wat het Leger in Nederlandsch-Indië,
   en het Koninklijk Besluit van:
   18 Februari 1904, no. 30, artikel 1, ad b, ad d en ad f, voor wat het Leger hier te lande aangaat,

   betreffende de medailles voor trouwe dienst van militairen beneden den rang van Officier;

   C. het Koninklijk Besluiyt van:
19 Juni 1822, no. 92, zooals dat werd gewijzigd bij de Koninklijke Besluiten van: 7 Mei 1837, no. 79, 22 Juli 1938, no. 87, 24 Januari 1841, no. 22, 1 December 1841, no. 72, 22 September 1855, no. 64, 24 Mei 1897, no. 87, 22 Juni 1898, no. 43, en 11 April 1912, no. 4 alsmede het Koninklijk Besluit van 5 Mei 1877, no. 32, gewijzigd bij het Koninklijk Besluit van 24 Mei 1897, no. 87,

   betreffende de ,,Draagpenning tot belooning van menschlievend hulpbetoon en als blijk van erkentelijkheid voor het aanbieden van geschenken, enz.", en

   D. het Koninklijk Besluit van:
   5 October 1910 (Staatsblad no. 298), betreffende het ,,Eereteeken voor belangrijke diensten in- of jegens de vereeniging: het &nbs Nederlandsche Roode Kruis bewezen";

   Op de voordracht van Onze Ministers van Oorlog, van Marine a.i., van Koloniën en van Binnenlandsche Zaken van 1 Maart 1913, Kabinet Litt. IJ21; van 10 Maart 1913, Bureau B, no. 87; van 21 April 1913, Afdeeling C, 1ste Bureau, no. 32; en van 9 Mei 1913, no. 2838, afdeeling Binnenlandsch Bestuur;

   Hebben goed gevonden en verstaan te bepalen:

I.   dat de eereteekenen, bedoeld in de Koninklijke Besluiten onder A, B ten 2o., C en D genoemd, zullen worden gedragen op of aan het lint. In het eerste geval behoort het lint eene breedte te hebben van pl.m. 25 m.M.;
II.   dat het onderscheidingsteeken, bedoeld in de Koninklijke Besluiten onder B ten 1o. genoemd, moet worden gedragen op het lint ter breedte van pl.m. 25 m.M.; en
III.   dat de onder I bedoelde eerteekenen door militairen moeten worden gedragen op het lint.

   Onze Ministers van Oorlog, van Marine, van Koloniën en van Binnenlandsche Zaken zijn belast met de uitvoering van dit Besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State, de Kanselarijen der Nederlandsche Orden en aan de Algemeene Rekenkamer.

   Het Loo, den 30sten Mei 1913.

WILHELMINA.

De Minister van Oorlog,
H. COLIJN.
 
De Minister van Oorlog, ad interim Minister van Marine,
H. COLIJN.
 
De Minister van Koloniën,
DE WAAL MALEFIJT.
 
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
HEEMSKERK.
 

   Uitgegeven den zeven en twintigsten Juni 1913.

De Minister van Justitie ad interim,
HEEMSKERK.        

   Brengt voorschreven Koninklijk Besluit, bij deze, ter kennis van de Landmacht.