RECUEIL MILITAIR 1896


Onderscheidingsteeken voor langdurigen dienst.

VIde Afdeeling.

No. 81.


 

's-Gravenhage, 12 Maart 1896.

De Minister van Oorlog,

   Het wenschelijk achtende, nadere bepalingen vast te stellen nopens de wijze, waarop het onderscheidingsteeken voor langdurigen dienst moet worden gedragen;

   Gelet op het bepaalde bij de Koninklijke Besluiten van 26 April 1894, no. 37; en van 12 Augustus 1895, no. 22;

   Heeft goedgevonden te bepalen:

   1o. Het onderscheidingsteeken voor langdurigen dienst wordt gedragen op een afstand van 13½ c.M. boven den elleboog (de buiging van den arm), uitgezonderd door den fourier, voor wien die afstand 8½ c.M. moet bedragen, in verband waarmede het distinctief voor scherpschutter c.q. wordt geplaatst op een afstand van 5 c.M. en de chevron voor dien onderofficier moet beginnen op een afstand van 12 c.M., eveneens boven den ellenboog.

   2o. Het onderscheidingsteeken voor langdurigen dienst moet op de mouw worden genaaid zooals het uit de militaire magazijnen van kleeding wordt ontvangen, en kan niet worden uitgeknipt, zooals bij de distinctieven voor scherpschutters geschiedt.