Home -> Medailles -> Verenigingen -> Maatschappij tot Nut van 't Algemeen |
De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen werd in 1784 opgericht door Jan van Nieuwenhuijzen.
In 1785 werd door de Maatschappij besloten tot het slaan van een stempel voor een Medaille. Aanvankelijk werden deze medailles alleen uitgereikt voor Prijsverhandelingen, dat wil zeggen: geschreven boekwerken waar door een Commissie binnen de Maatschappij de beste geschriften gekozen werden. Als beloningen konden het Algemeen Lidmaatschap van Verdienste, dubbele gouden medailles, gouden medailles, dubbele zilveren medailles, zilveren medailles, (vanaf 1829) bronzen medailles, boekgeschenken of geldbedragen gegeven worden. Van deze verleningen zijn in ieder geval de eerste vijftig jaar gedocumenteerd in de vorm van de Gedenkschriften van de Maatschappij.
In 1801 besloot men tevens dezelfde medaille uit te reiken voor beloningen van Edelmoedige of Menschlievende Daden. De Medailles zijn in 1885 voor het laatst voor beloning van Edelmoedige en Menschlievende Daden uitgereikt.
De Medailles van de Maatschappij kennen in hun bestaan een aantal duidelijke verschillen. De verschillende types zijn:
Type 1 (1785-1787):
Ronde medaille met een middellijn van 39 millimeter. De voorzijde vertoont Minerva, met speer en Medusaschild, zittend onder een boom, waarin een uil zit. Om haar heen een kist, vat, ploeg, spade en boeken. Zij geeft met haar rechter hand een boek aan een knielende jongeman links voor haar. Het randschrift luidt: "TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN". In de afsnede een schild met het wapen van Edam, rustend op een lauwertak.
De keerzijde vertoont een krans van eikenloof met het randschrift "EEREPRIJS VAN HET EDAMSCH GENOOTSCHAP". Binnen de krans van eikenloof is ruimte voor inscriptie van de naam van de ontvanger en de datum van verlening.
Het ontwerp van deze penning is van J.G. Holtzey. De voorstelling op de voorzijde verbeeldt het bevorderen van het welzijn der lagere volksklasse door het uitgeven van nuttige geschriften.
Type 2 (1787-1798):
Identieke medaille als type 1, maar met het randschrift "EEREPRIJS DER NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ" op de keerzijde. Het wapen op de voorzijde wordt het Generaliteitswapen (een gaande leeuw op een schild, met gravenkroon).
Type 3 (1798-1807):
Identieke medaille als type 2, maar met het randschrift "EEREPRIJS DER BATAAFSCHE MAATSCHAPPIJ" op de keerzijde.
Als daarvoor uitgereikt staat in de rand van de medaille staat gegraveerd: "VOOR EDELMOEDIGE DADEN" (of "WEGENS EDELMOEDIGE DADEN").
Type 4 (1807-1838):
Gelijk aan type 1, maar met een middellijn van 40,5 millimeter.
Als daarvoor uitgereikt staat in de rand van de medaille staat gegraveerd: "VOOR EDELMOEDIGE DADEN" (of "WEGENS EDELMOEDIGE DADEN").
Type 5 (1839-1869):
Ronde medaille met een middellijn van 44,5 millimeter. De voorzijde vertoont een vrouw, zittend onder een boom. Voor haar een naakte jongen, een jongeman, een moeder met kind, een oude man. In de afsnede het opschrift "VOOR EDELMOEDIGE DADEN".
De keerzijde vertoont een krans van eikenloof met het randschrift "EEREPRIJS DER MAATSCHAPPIJ TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN". Binnen de krans van eikenloof is ruimte voor inscriptie van de naam van de ontvanger en de datum van verlening.
Het ontwerp van deze medaille is van David van der Kellen. Links langs de rand staat dan ook te lezen: "V.D. KELLEN F.".
Type 6 (1870-begin 20e eeuw):
Ronde medaille met een middellijn van 51 millimeter. De voorzijde vertoont twee linksgewende half naakte kindertjes op een rotsgrond. Daarboven zweeft de genius der verlichting (een engel) met een lauwerkrans in de rechterhand, terwijl zij met haar brandende toorts, die zij in de linkerhand houdt, de weg schijnt te wijzen. Links langs de rand: "J. ELION F.".
De keerzijde vertoont een krans van eikenloof, waarbinnen ruimte is voor de naam van de ontvanger, datum van toekenning en een toepasselijke tekst. Het omschrift luidt: "DE MAATSCHAPPIJ TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN".
Het ontwerp van de medaille is van J. Elion.
Het is mij onbekend wanneer deze penning is ingesteld. Er zijn meerdere varianten van bekend. In het artikel in het Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 1994 wordt gesproken van 'begin 20e eeuw'.
In 1923 werd een penning uitgereikt, die voldoet aan de volgende omschrijving:
Ronde penning met een middellijn van 50 millimeter. De voorzijde vertoont het linksgewend portret van oprichter Jan van Nieuwenhuyzen. Langs de rand: "JAN VAN NIEUWENHUYZEN" (links) en "1724-1806" (rechts).
De keerzijde bevat een lauwerkrans, waarbinnen ruimte voor inscriptie. Het randschrift luidt: "* DE MAATSCHAPPIJ TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN * OPGERICHT 1784".
Meijer, H.G., C.P. Mulder & B.W. Wagenaar (1984). Orders and Decorations of the Netherlands. Venray: eigen uitgave, p. 128-129.
Zonder auteur (1994). Prijspenningen van Nederlandse geleerde genootschappen in de achtiende eeuw. In: Jaarboek voor Munt- en Penningkunde, 81, p. 161-186 (p. 173-174).
Zwierzina, W.K.F. (1903). Nederlandsche Penningen 1864-1898. Deel II, 1879-1890. In: Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde, XI, p. 5-36 (p. 36).
Met dank aan de heer G. van Weeghel voor het aanleveren van de afbeelding van type 5.